Het Peerspectief

We Zijn Allemaal Één Begrafenis Verwijderd Van 'Wakker Worden'

Dit was de wake-up call dat ik niet wilde, maar wel nodig had

11-7-2025

We Zijn Allemaal Één Begrafenis Verwijderd Van 'Wakker Worden'
Foto by Silviu Zidaru op Unsplash

Je kent het wel… De wekker gaat. Je denkt “nee”, maar staat toch op. Douchen, aankleden, snel iets eten, de kinderen aankleden, tas inpakken, de auto in. Dan file, irritatie, een belletje van werk, een mail van school… Tank bijna leeg. Jij ook. MAAR… je lacht! Natuurlijk!

“Ja hoor, alles goed!”

We rennen, vliegen, vallen, staan weer op en vergeten te ademen. Tot die dag komt dat je stilvalt. Niet vrijwillig. Een kist. Een foto. Mensen met tranen in hun ogen. Een lege stoel aan tafel. Een stem die nooit meer terugpraat. En ineens voel je: wacht eens even… we zijn helemaal niet onsterfelijk!

We leven alsof we altijd tijd hebben om goed voor onszelf te zijn. Maar waarom doen we dat eigenlijk? Het is een illusie, en nog een gevaarlijke ook. Want het leven fluistert soms — maar als je niet luistert, gaat het schreeuwen.

En ja, we luisteren niet, hè?

“Ik moet dit eerst nog even afmaken.”

“Als dit project klaar is, neem ik weer wat tijd voor mezelf.”

Of mijn favoriet:

“Volgende week wordt het rustiger.”

Spoiler: dat wordt het nooit.

We plannen onze week vol verplichtingen, verwachtingen, belletjes, workouts, verjaardagen van mensen die we amper kennen (of met wie we eigenlijk niets hebben) maar waar we tóch heen gaan “omdat het hoort”. En ergens onderaan dat lijstje staat een zielige, kleine regel:

Jij.

Jij komt na alles en iedereen. En zelfs dan sla je jezelf soms over, omdat je denkt dat dat sterker is. Want “even doorbijten” klinkt stoerder dan “even stilstaan.” Maar weet je wat ik gisteren zag? Bij die kist (ik was gisteren op een begrafenis)?

Een gezin. Gebroken. Omdat de belangrijkste persoon in hun leven er niet meer is. Een goed mens, met een gouden hart, die er altijd voor iedereen was — en me deed denken aan mensen die precies dat doen, maar zichzelf ondertussen langzaam opofferen.

En ineens besefte ik… Misschien is jezelf opofferen niet heldhaftig, maar eerder een langzaam verdwijnen (waar niemand om vroeg).

En toch doen we het massaal. We leren het niet op school, maar we beheersen het perfect: onszelf stilletjes wegcijferen. Gewoon doorgaan, want “zo hoort het toch?” Totdat je daar staat. Tussen de bloemen en de stilte. Je hoort een snik, ergens achterin. Je voelt de lucht zwaarder worden bij elk woord van het levensverhaal dat wordt voorgelezen. En dan dringt het door:

Wanneer we iemand begraven die zichzelf altijd op de laatste plaats zette, begraven we niet alleen een mens, maar ook alles wat hij ooit nog had willen doen — en zichzelf nooit gunde.

Dat boek dat hij nog wilde schrijven. Die wandeling met zijn dochter die er nooit van kwam. Dat weekendje weg dat steeds werd uitgesteld. Die rust in zijn hoofd waar hij zo naar verlangde, maar waar hij “geen tijd” voor had.

Confronterend, niet alleen omdat het verdrietig is, maar omdat het spiegels ophoudt. Wat stellen wij eigenlijk steeds uit tot “ooit”? En wat als “ooit” nooit komt?

Dit is geen pleidooi om alles los te laten en naar Bali te verhuizen (al klinkt dat op een druilerige maandag best aantrekkelijk). Het is een pleidooi voor iets veel simpelers:

Sta even stil. Kijk naar jezelf. En vraag: ben ik er eigenlijk nog voor mezelf?

Het antwoord is vaak: “Tuurlijk, ik sport toch?” Of: “Ik eet gezond, hoor.” Of de klassieker: “Ik slaap gewoon iets minder, geen probleem.” Maar ondertussen zit je lichaam met de armen over elkaar. Boos, uitgeput, of allebei.

Het lichaam is trouw, hè? Het draagt alles. Letterlijk alles. Stress, schuldgevoel, te weinig slaap, fastfood, te veel zorgen, te weinig zonlicht, constante haast, gifstoffen. En dan zijn we verbaasd als het ineens opgeeft. Burn-out. Hartproblemen. Chronische pijn. Dan zeggen we: “Geen idee waar het vandaan komt.”

Echt niet?

We behandelen ons lichaam alsof het een bedrijfsauto is die binnenkort wordt ingeruild. “Maakt niet uit, gewoon doorrijden, olie check ik later wel.” Maar er is geen later. En er is geen reserve-exemplaar.

Je hebt er maar één. Eén. En die moet het doen — van je eerste stap tot je laatste adem. Daar moeten we zuinig op zijn. Waarom zijn we dat niet? Het is tijd om niet alleen dankbaar te zijn voor dat lichaam, maar het ook vriendelijk te behandelen. Niet met een dure smoothie of een yogales op maandag, maar met rust. Met grenzen. Met pauzes. Met “nee.” En met een diep gemeend: “Dank je dat je dit allemaal draagt.”

Het is eigenlijk zo simpel, maar we maken het moeilijk. Want goed zijn voor jezelf klinkt in deze wereld al snel lui, soft of egoïstisch. Maar weet je wat pas egoïstisch is? Doorgaan tot je instort. Want dan moeten anderen het van je overnemen.

Dus nee — dit gaat niet over urenlange selfcare-sessies met komkommerschijfjes en panfluitmuziek. Dit gaat over kleine keuzes. Elke dag opnieuw.

Even zitten. Even niks. Een wandeling maken. Eerlijk zijn over hoe het écht gaat. Op tijd naar bed. Of gewoon hardop zeggen: “Vandaag trek ik het niet.”

Je hoeft het niet perfect te doen. Je hoeft het alleen maar op te merken. Dat het tijd is. Voor jou.

Dus als je dit leest, haal eens diep adem. Kijk om je heen. Voel dat je leeft. En zeg zachtjes tegen jezelf:

“Ik ben er nog. En ik mag er zijn. Ook voor mezelf.”